Petje en Potje
Meisje

Aflevering 29: Ruzie op straat

Elke avond rond elf uur laat meneer Vuur zijn hond Bruno nog een keer uit. Meestal maakt hij dan maar een klein rondje, maar dit keer heeft hij zin om wat verder te lopen dan normaal. Het is volle maan, het is niet al te koud buiten en het miezert een beetje. Heerlijk vindt meneer Vuur dat. Ook Bruno heeft duidelijk wel zin in een wandeling. Hij rent door de straat heen en blaft naar alles wat beweegt.
“Hey buurman, zou u die hond niet eens aan de riem houden”, roept iemand naar meneer Vuur. “Ach man, hou jij je kinderen maar eens aan de lijn. Die hond doet niets. “Nou dat weet ik nog niet zo net”, roept de stem weer. Als meneer Vuur dichterbij komt ziet hij dat het Harry Vrolijk is, de vader van Matthijs, Freek en Mariska. “Dus Harry, jij wilt beweren dat die hond van mij gevaarlijker is dan jouw kinderen? Dat lijkt me wat teveel eer voor mijn hond. Tot nu toe heeft Bruno hier nog maar één keer iemand in zijn kont gebeten en dat was iemand die het verdiende. Die kinderen van jou lopen overal maar rond en vernielen van alles. Ze schreeuwen constant de hele buurt bij elkaar. Vooral die jongste is een deugniet. Van mij mag Bruno die wel een keer te grazen nemen”. “Nou meneer Vuur, die toon van u staat me totaal niet aan”. “Dat kan me dan weinig schelen. Ik vraag me af of u wel weet wat die rotkinderen allemaal uitvreten. Van Bruno weet ik altijd precies waar hij is en wat hij doet. Daarvoor hoeft hij niet aan de lijn. Van uw kinderen weet ik dat altijd niet en volgens mij u ook niet. Wist u bijvoorbeeld dat nog regelmatig deze week in het bos waren? Daar kijkt u van op hé. Ik heb de voetstappen zelf gezien en toen ik Bruno uitliet hoorde ik duidelijk stemmen uit het bos komen en het was vrij duidelijk dat Freek en Matthijs daar zeker bij zaten”.
“Harry, Harry!! Wat is er allemaal aan de hand”. Elze Vrolijk had het lawaai gehoord en besloot om even polshoogte te gaan nemen. “Het is niets Elze. Ik sta even te babbelen met meneer Vuur. Ga maar weer naar binnen”, antwoordt Harry Vrolijk. “Nou ik ben wel benieuwd wat er aan de hand is. Goedenavond meneer Vuur. Hoe gaat het met u? Hebben jullie ergens een discussie over?”.

Elze wil graag weten wat er aan de hand is. Ze vermoedt eigenlijk al een paar dagen dat haar kinderen iets aan het doen zijn, wat niet helemaal door de beugel kan. Het zou zomaar kunnen dat meneer Vuur daar al iets meer van weet. Meneer Vuur wil het wel even uitleggen aan Elze. “Ik was uw man net aan het vertellen dat ik uw kinderen niet vertrouw. Ze waren deze week in het bos, terwijl dat toch echt verboden is op dit moment. U weet ook wel dat de jagers daar dat stomme witte wilde zwijn moeten doodschieten? Het is daar nu levensgevaarlijk! Maar uw man maakt zich drukker om mijn Bruno die even los door de straat loopt om elf uur ’s avonds. Mijn hond luistert naar mij en bijt alleen mensen als ik dat zeg. Zo langzamerhand krijg ik er alleen wel steeds meer zin in om hem eens wat vaker op iemand af te sturen”. Vol verbazing kijkt Elze meneer Vuur aan. “Dat meent u toch niet, hoop ik. Als ik dat één keer zie, dan stuur ik de politie op u af. Daar kunt u zeker van zijn”, zegt Elze. “Als ik u was zou ik uw kinderen meer in de gaten houden! Kom Bruno! We gaan door”.
Met grote passen beent meneer Vuur verder. Zijn hond holt voor hem uit. “Snap je dat nou, Elze. Die man is niet helemaal goed bij zijn hoofd. Zijn hond is veel gevaarlijker dan onze kinderen. Dat is toch niet normaal om dat met elkaar te vergelijken”. Elze knikt. “Maar ik ben toch wel benieuwd wat onze kinderen in het bos deden. Ik ga ze daar wel eens even over aan de tand voelen. Dit zint me helemaal niets, Harry”. “Hmmm, ja. Kom we gaan naar binnen”.

Aflevering 30: De onthulling

“Ik weet het toch niet hoor. Zou meneer Vuur onze kinderen echt in het bos hebben gehoord? Zoiets zegt die man toch niet zomaar?”, vraagt Elze Vrolijk aan haar man. “Ik zou het niet weten vrouw. Die man kan toch zo vervelend zijn. Ik snap niet wat hij altijd te zeuren heeft en dan loopt die hond ook nog zomaar los over straat. Straks bijt het beest iemand in de benen. Ik kan daar zo kwaad om worden”, antwoordt meneer Vrolijk. “Harry, Harry. Daar schiet je niets mee op. Het is een volwassen man en als die hond vaker zo over straat loopt, dan bellen we gewoon de politie”.
Samen lopen vader en moeder Vrolijk het erf weer op. Harry is nog behoorlijk kwaad. Elze is vooral bezorgd. Als de kinderen echt in het bos zijn geweest deze week, dan waren ze er terwijl er gejaagd werd op een biggetje. Dat is veel gevaarlijker dan zo’n stomme hond van meneer Vuur.
“Harry, ik wil morgen toch even Matthijs aan de tand voelen. Als er één van de drie niet kan liegen, dan is hij het wel”. “Prima hoor, Elze. Ik geloof er weinig van, maar als je het niet vertrouwt dan kun je het maar beter even controleren”. Het tweetal is bij hun huis aangekomen en lopen naar binnen. Het is al laat. Harry drinkt nog even een glas melk en gaat daarna naar bed. Elze maakt nog een kopje thee en loopt daarna ook naar boven om te gaan slapen.

De volgende morgen is Matthijs als eerste uit bed. “Goedemorgen mama!”. “Goedemorgen Matthijs”, antwoordt Elze. “Heb je lekker geslapen, jongen?”. “Heerlijk mama. Ik heb gedroomd over autoracen. Ik zat in een hele snelle auto en ik moest racen tegen Michael Schumacher. Hij startte veel sneller dan ik, maar vlak voordat ik wakker werd haalde ik hem nog net in en kwam als eerste over de finishlijn. Gaaf hé!”. “Nou, dat kun je wel zeggen. Wat beleef jij veel in je dromen zeg. Maar mag ik je nu eens iets anders vragen Matthijs?”. “Ja hoor, mama. Wat is er?”, antwoordt hij. “Nou ik vroeg me af of je deze week nog in het bos bent geweest. Iemand heeft jou en Freek daar gehoord. Kan dat?”.

Zonder ook maar even na te denken antwoordt Matthijs meteen. “Ja, dat klopt. We hebben het witte biggetje gevangen en nu op een geheime schuilplaats gebracht en daar verzorgen we hem nu samen met z’n moeder”. Ineens stopt hij dan met z’n verhaal. “O oh”. Hij kijkt naar de grond. “Dat had je helemaal niet mogen weten, mama. Je mag het niet verder vertellen hoor, mama. Echt niet, mama”. Kleine Matthijs begint te huilen. Hij heeft zojuist het grote geheim aan zijn moeder verteld. Wat nu?

Aflevering 31: Alles is voor niets geweest

Het is ineens doodstil in de keuken van de familie Vrolijk. Matthijs durft zijn moeder niet aan te kijken. Zijn moeder weet niet zo goed of ze nu heel boos moet worden of niet. Het lijkt wel een eeuwigheid te duren, maar in werkelijkheid is het maar een paar seconden stil. Dan ineens begint Matthijs heel hard te huilen. “Maahaaarr mamma, anders zou het biggetje doodgeschoten worden door de jagers”, snottert hij, “Dat wil jij toch ook niet.. boehoehoe”.

Ondertussen zijn ook Freek en Mariska wakker geworden en naar beneden gekomen. “Wat is er met Matthijs?”, vraagt Mariska meteen. “Hij zal wel weer uit bed zijn gevallen”, roept Freek direct. “Nee, dat is het niet Freek en niet meteen zo katten. Matthijs heeft me net verteld wat jullie de afgelopen weken hebben uitgespookt. Ik weet dat jullie gisteravond in het bos waren om het witte biggetje te voeren. Meneer Vuur heeft jullie daar gehoord. Ik heb Matthijs gevraagd of het waar was”.

Mariska en Freek schrikken zich rot. “Hoe kon je zo stom zijn om het te zeggen, Matthijs”, schreeuwt Freek nu naar zijn broertje. Woedend staat hij op en loopt naar zijn broertje toe. Even denkt hij er over om hem te slaan, maar daarna bedenkt hij zich en loopt stampend naar de gang. Hij gooit de deur met een grote knal achter zich dicht en rent naar boven. Zo boos is hij nog nooit eerder geweest.
Mariska weet niet zo goed hoe ze moet reageren. Ze is vooral bang dat alles nu voorbij is. Mamma zal vast alles aan paps vertellen en daarna aan meneer Vuur. Hij zal het daarna vast aan de politie vertellen en dan gaat alles mis. Terwijl ze dit denkt troost ze haar kleine broertje, maar tegelijk komen ook de traantjes bij haar naar boven. Ze hebben zo hun best gedaan om het witte biggetje te redden en dan zou het nu toch nog misgaan. Dat kan toch niet?

“Blijven jullie even hier. Ik ben zo terug”, zegt moeder Elze. Ze loopt naar de gang en roept naar boven “Freek, kom nu naar beneden!”. “NEE!”, is het antwoord. “Freek, NU! Jij moet ook naar school!”. Freek doet zachtjes zijn kamerdeur open en sjokt naar beneden. In zijn ogen is te zien dat hij ook gehuild heeft. “Nou hup, allemaal aan tafel. We gaan nu eerst ontbijten en daarna gaan jullie naar school. Vanmiddag als pappa er ook bij is, dan praten we hier verder over. Afgesproken?”. Alledrie knikken ze een beetje met hun hoofd en gaan ze aan tafel zitten. Na het ontbijt pakken ze hun tassen, trekken hun jassen aan en lopen samen naar De Vliegenvanger.

“Hoe kon je nu zo stom zijn”, fluistert Freek nog onderweg naar zijn broertje. Mariska geeft Freek gelijk een por in zijn zij. “Hou erover op”, zegt ze erbij. De hele weg zeggen ze niets meer tegen elkaar. Een nieuwe schooldag is begonnen.

Aflevering 32: Een rare schooldag

De schooldag lijkt wel eeuwig te duren. Elk moment zijn Mariska, Matthijs en Freek er bang voor dat de politie de klas binnen komt om ze mee te nemen. Geen van drieën durft het iemand anders van de club te vertellen. “Misschien valt het mee”, denkt Freek hoopvol, “misschien wil mams zelfs wel helpen en zegt ze niets tegen meneer Vuur of tegen de politie”.
Ook Mariska kan zich die dag niet goed concentreren op school. Als de juf haar vraagt om een de tafel van zeven op het bord te komen schrijven, vergist ze zich en schrijft de tafel van negen op. “Dat is op zich wel goed, Mariska, maar ik vroeg om de tafel van zeven”, zegt de juf. “Ow…ehm…sorry Juf. Ik zal het meteen beter doen”. Met een trillende hand veegt ze haar werk uit en schrijft zo snel als ze kan toch nog de goede tafel op het bord. Als ze klaar is loopt ze zo snel mogelijk terug naar haar plek. “Ben je niet helemaal lekker, Mariska”, vraagt de juf. “Je gedraagt je een beetje anders dan normaal”. “Uhm…jawel hoor”, is het antwoord. “Waarom heb ik dan het idee dat er iets aan de hand is? Kom na de les maar even bij me. Ik wil even met je praten”. “Uhm…Ja, juf”, zegt Mariska en gaat vlug aan haar bureau zitten.

Met Matthijs gaat het een stukje beter. Tijdens het speelkwartier is hij zo druk met knikkeren dat hij even helemaal vergeet dat hij ’s middags over hun geheim moet vertellen. Pas als de schooldag bijna is afgelopen moet hij weer aan het witte biggetje en aan het gesprek van die ochtend denken. Hij is nog steeds een beetje boos op zichzelf. Hoe had hij toch zo stom kunnen zijn om aan hun moeder te vertellen waar ze geweest waren? Misschien kon hij nog een goed plannetje bedenken om alles toch nog te redden?
Vijf minuten voordat de schoolbel gaat, steekt Matthijs zijn vinger omhoog. “Juf mag ik even naar de wc?”. “Kan dat niet even wachten? De school is bijna uit”. “Maar ik moet heel nodig juf!! Ik doe het bijna in de broek”. “Nou vooruit ga dan maar”. Matthijs loopt de klas uit. Als hij de deur achter zich dicht heeft gedaan, kijkt hij om zich heen om te zien of er nog iemand anders op de gang is. Als hij zeker weet dat hij alleen is, pakt hij zijn jas en sluipt snel naar de gymzaal. Matthijs moest helemaal niet naar de wc. Achterin de gymzaal is de nooduitgang van de school. Als hij daar naar buiten gaat, dan kan niemand zien, dat hij er stiekem eerder vandoor gaat. Wat zou hij toch van plan zijn?

De bel gaat.

“Mariska, jij blijft nog even hier hé?”, zegt de juf. Mariska heeft helemaal geen zin om met haar juf te praten. Langzaam pakt ze haar spulletjes in en zet ze haar stoel op de tafel. Als iedereen weg is vraagt de juf:“Nou vertel mij maar eens wat er aan de hand is? Heb je iets vervelends meegemaakt of ben je een beetje ziek?”. Mariska schudt met haar hoofd. “ Wat is het dan? Heb je misschien liefdesverdriet?”. “Nee, juf. Dat is het niet”. “Maar wat is het dan. Je weet toch dat je me alles kunt vertellen als er iets is?”. “Dit niet juf”.

Even blijft het stil, maar dan gaat de deur van het klaslokaal open “Maar ik kan het wel vertellen en dat ga ik doen ook”.

Print this page

MaandagDinsdagWoensdagDonderdagVrijdag
gtop
gbottom




gtop
gbottom